woensdag 11 juni 2008



Hoeveel is een vernietigd of verminkt leven waard? Dat zijn vragen waar je je eigenlijk nooit in wilt verdiepen. In mijn tijd als correspondent in het Midden-Oosten wist Saddam Hoessein die waarde wel. Hij gaf 10.000 dollar aan de familie van een Palestijnse zelfmoordenaar en 5000 dollar aan een Palestijn die door een Israëlische actie gewond was geraakt.
Het Britse ministerie van Defensie buigt zich, wat minder cynisch dan Saddam, ook over dit soort vraagstukken. Er is een vaste compensatie voor doden of gewonden. Daarbij lijkt het erop dat Defensie wat krenterig is. Neem nu luitenant korporaal Martyn Compton, die in Afghanistan zwaar gewond werd bij een bomaanslag. De 24-jarige verloor zijn neus en oren en raakte zwaar verbrand over 70% van zijn. Dat leverde hem 163.000 pond op, maar Martin wil het maximale bedrag van 285.000 dat geldt voor gewonden. Hij heeft een nieuwe neus en oren gekregen maar er wacht hem nog een serie van operaties.
Het conflict is eigenlijk te treurig voor woorden. Geef die arme man het maximale! Het past echter een beetje bij de geringe waardering die de soldaten zeggen te ontvangen. Genoeg lovende woorden van de politici maar 'our boys' worden wél slecht betaald en werden op pad gestuurd met materiaal van onvoldoende kwaliteit. De oorlogen in vooral Irak en Afghanistan zijn niet populair bij de bevolking, maar de politiek die dergelijke jongens levensgevaarlijke missies laat uitvoeren zou beter voor hen moeten zorgen. Misschien moet prins Harry, die het zo naar zijn zin had in Afghanistan, eens aan de bel trekken voor makkers die minder gelukkig waren in oorlogsgebied.

Geen opmerkingen: